Net als bij mijn andere werken stelt Bluff alle handelingen ter discussie die met een concert te maken hebben, inclusief alle bewegingen die een muzikant op het podium maakt, de compositie die geluid en tijd bevat en het ontwikkelingsproces dat ook voor het publiek waarneembaar moet zijn tijdens de uitvoering. Daarom werk ik in mijn meest recente stukken zoals "Blackjack" en "exit to enter" met de scheiding van de vier hoofdelementen van audiovisuele werken: bewegingen (van de muzikanten om geluid te produceren of van positie te veranderen), opgenomen bewegingen in de video (ervaringen die moeten worden opgeroepen), live gespeelde geluiden en opgenomen geluiden. Alle bewegingen, video-opnames, echte geluiden en opgenomen geluiden worden afzonderlijk geproduceerd tijdens een voorstelling en achteraf op verschillende manieren gecombineerd. In Bluff werk ik verder met deze strategie door een veel radicalere opstelling te gebruiken. Aan de ene kant brengt deze nieuwe manier de muzikanten en de live gespeelde muziek meer in het middelpunt van de belangstelling, zodat de video minder dominant is dan in andere stukken. Aan de andere kant gebruik ik in Bluff een heel andere manier om interactie te synchroniseren. Het werk gaat voelbaar over afscheiding, isolatie en communicatie op het podium. Om de vreemdheid van deze afscheiding (werktechniek) en afzondering (spelers) te onderstrepen, die voor het publiek als meer vertrouwd kan overkomen, werk ik met "echt" heel vertrouwd muzikaal materiaal en handelingen. Uiteindelijk is er misschien geen verschil tussen gepaste of ongepaste contexten en combinaties, net als in het echte leven. (MB)